De laatste dagen.
10 juni.
Vanuit onze Roots and Boots herberg zaten we direct op de route naar Fisterre. Gelukkig was het niet nog een stuk door woonwijken maar vrijwel direct buiten de stad. Een gele pijl met de aanduiding Fisterre gaf te kennen dat dit een ander deel van de Camino is.
Direct kwam er een klim. Met de opkomende zon een prachtig stuk. En dan het uitzicht op Santiago. Twee dagen geleden vanaf de monte do Gozo lag hij verscholen maar nu was de kathedraal goed te zien. Ook hier liepen natuurlijk pelgrims maar beduidend minder dan het deel voor Santiago. Het liep lekker en we hadden een goed ritme. Onderweg een stop voor de koffie en om goed elf uur waren we bij de Ponte Maceira. Een prachtige brug en een stadje dat nog op het oog niet lijdt van het toerisme.
In Negreira namen we de beslissing nog door te gaan tot Vilaserio. Ursela zei dat het goed ging en het wel zou halen. Volgens een bord was het nog 10 kilometer naar de herberg. Sinds die tijd hebben we het over Spaanse kilometers. En dat is een vage afstand. Een netjes aangelegd pad leidde ons verder.
De herberg zat helaas vol met veel bekenden en had geen plaats meer voor ons. Even verderop was de gemeente- herberg. Een oude school met enkele bedden en nog een aantal losse matrassen. Maar we waren de enigen. Ursela en Diana een tweepersoons-kamer en ik een voor mij alleen. De douche was wel warm maar gaf af en toe heel even een stootje koud water. Een bijzonder wisselbad. Aan de overkant woonde de beheerder. Een uiterst vriendelijke dame. Maar meer dan er was: een bed, een douche, een toilet en een waslijn kon ze niet bieden.
Ursela zat er helemaal door en bleef daar terwijl Diana en ik teruggingen naar de andere herberg voor een drankje en eten. Het smaakte weer allemaal goed. De tv liet de opening en openingswedstrijd van het EK- voetbal zien, maar door de gesprekken niet veel van gezien.
Toen we terugkwamen bij onze herberg was deze op slot. We zouden dus Ursela op de een of andere wijze wakker moeten maken. Bij het regelen aan de deur kwam er ineens een vreemde aan. Het bleek dat er ‘s avonds nog enkele pelgrims waren gekomen. Erg luidruchtig, volgens Ursela. Maar “mijn” kamer, waar nog één bed vrij was, hadden ze niet ingenomen. Ik kon lekker met het raam wijd open gaan slapen.
11 juni
Stilletjes opgestaan en weer op pad. Mist en zonsopkomst geeft natuurlijk weer een bijzondere wereld.
Later trok de mist op bij ons maar bleef het dal weer een kom vol met witte watten.
Toen de mist helemaal weg was, hadden weer een mooi uitzicht hoop het stuwmeer in de Rio Jaltas.
De route die we volgden was niet die uit het boekje. Daar stond ook aangegeven dat de route omleidingen kent vanwege “landbouwtechnische “ aanpassingen. Zo te zien, wordt ook hier het pad van de weg af geleid en netjes begaanbaar gemaakt voor allerlei pelgrims en toeristen.
Om één uur waren we in Olveiroa bij de herberg “el horreo”. Dat heeft niets te maken met horror maar met de typisch Galicische schuurtjes op poten tegen het ongedierte.
Ook hier weer de ene bekende na de andere. Soms van naam, soms alleen van gezicht, van kort of lang geleden. Zo kwam ik een Koreaanse tegen waarmee ok in de herberg van Fromista heb zitten praten en een foto voor haar van een groepje had gemaakt in het restaurant. (Haar naam ben ik weer vergeten.) Ook een Duits meisje dat ik vaker had gezien de afgelopen weken: zij kreeg eindelijk voor mij een naam: Louise. Alleen op stap tussen twee studies in en belangstellend naar iedereen.
12 juni
Zondag ging de tocht weer verder. Deze dag zou de route tamelijk kort zijn.
Het eerste uur, klimmen, was er een van een mooi uitzicht op weer een totaal ander landschap. Heide, brem, vingerhoedskruid en dennen. Maar we zagen al wel de buien en laaghangende bewolking aankomen. Ja. Na de eerste pauze begon de miezer- en motregen. Het gaf aan het landschap wel een mysterieus karakter. Het zicht was heel beperkt.
Op een gegeven moment stond een pijl niet erg duidelijk. De route was volgens de kaart re jtdoor, maar deze leek naar rechts te wijzen. Even liepen we in die richting maat stopten voor overleg. Het pad was ook niet zo betreden. Prompt kwamen andere pelgrims langs die onze twijfels niet deelden. Uiteindelijk zijn wij tocht rechtdoor gegaan en dat bleek de juiste route. De anderen zagen we niet meer. Na een tocht van meer dan een uur over de hoge vlakte daalde het pad en zagen we een stukje van de zee. Cée was onze volgende plaats in herberg Caza de Fonte. Deze werd geleid door een paar dat zelf de camino had gelopen. Direct kende hij iedereen bij naam. Dat geeft een thuis-gevoel. Het bleef motregenen dus in het stadje hadden we weinig te zoeken.
In de herberg sprak ik met Romy: een Zuid-Afrikaanse.
Hoe het kwam weet ik niet, maar al snel kwam ik bij het pelgrimsgebed van Amanda Strydom, ook een Zuid-Afrikaanse. Ze kende haar niet maar was verrast door het lied. Voor mij was het ook even: ja, dat lied. En dan de tekst zo vlak voor het einde van mijn tocht. Vooral het refrein:
Vader God U ken my naam
My binnegoed en buitestaan
My grootpraat en my klein verdriet
My vashou aan als wat verskiet.
U ken my vrese en my hoop
Die pad wat ek so kaalvoet loop
Die pad het U lankal berei
U maak die pad gelyk vir my.
Alle pelgrims keer weer huistoe
Elke swerwer kom weer tuis
Ek verdwaal steeds op U grootpad
Soekend na U boardinghuis.
Moeder God U ken my waan
My ego en my regopstaan
Die drake waarteen ek bly veg
U wys my altyd weer die weg.
U het my met U lig geseën
Die lig strooi ek op iedereen
Net U weet hoe my toekoms lyk
Ek het niks, U maak my ryk.
Alle pelgrims keer weer huistoe
Elke swerwer kom weer tuis
Ek verdwaal steeds op U grootpad
Soekend na U boardinghuis.
De herberg was misschien ook wel een boardinghuis. Een eenvoudige maaltijd maar passend bij het geheel.
13 juni.
Het eind komt er aan. De laatste etappe.
In de herberg weer afscheid genomen van waardevolle mensen. Mensen die ik, zoals zoveel mensen niet meer zal zien.
De dag begon helaas met regen en een strakgrijze lucht die belooft om voorlopig niet afscheid te nemen. Maar toch, het klaarde op. Vanaf een berg konden we nu Cape Fisterre goed zien liggen en ook Fisterre zelf.
Er volgde een afdaling en wij gingen nog even verder tot aan het water van de zee. Een bijzonder gevoel: we hebben de oceaan bereikt.
Verderop zijn we weer van het pad af gegaan en hebben een stuk over het strand gelopen. Met rugzak door het zand valt niet mee. Het deed me denken aan 39 jaar geleden, de rugzak vakantie waarin ik Connie heb leren kennen. Toen gingen we ook met de rugzak door het rulle zand.
Op het strand jakobsschelpen gevonden. Nu mag ik ze officiël dragen. De oude pelgrims namen de schelp als een compostela mee naar huis als teken dat ze hier waren geweest. Nu hebben we een “papieren “ compostela.
In Fisterre hadden we plaats gereserveerd in Por Fin, een herberg met Hongaarse eigenaresse die een goede recensie heeft in de Outdoor-gids. En die had gelijk: een heel goed onderkomen.
Na de gebruikelijke rituelen het stadje ingegaan, en eerst geluncht. We zaten blijkbaar strategisch want we hebben veel bekenden gezien. Een feest!
We hoorden dat er deze avond in de kerk een mis zou zijn en dat leek ons wel een stijlvolle tussenstap op weg naar de kaap.
Gekeken wanneer morgen de bus gaat en naar het gemeentehuis waar je een verklaring van het afronden van je tocht kunt krijgen. De dame achter het loket had er plezier in en feliciteerde iedereen ook met een handdruk.
Voor de administratie willen ze weer graag een heleboel gegevens van jou: nationaliteit, leeftijd, beroep, startplaats enzovoort.
Tenslotte inkopen gedaan om vanavond een feestje te vieren.
De eigenaresse van Por Fin was blij met de mededeling dat er een mis was en zou ook gaan.
Het was een erg traditionele mis. Het was feest van San Anton. Nou weet ik niet of het die abt of die uit Padua was maar het was feest en het koor zong: meer met het hart of Spaans temperament dan zuiver, maar een kniesoor die daar op let. Het was feest. Tot onze verbazing werd er in deze traditionele viering een onze vader gezongen op de melodie van “the sound of silence”.
Vervolgens moesten we nog bijna drie kilometer lopen naar kilometerpaal 0,00. Dat loopt erg vreemd zonder rugzak. Voor punt nul zat een groepje bekenden op een picknick-bankje en ze riepen mij om er bij te komen. Nee eerst naar de punt. Nou, daar was het echt. Op de rotsen boven het kolkende water met het lekkers en een beker wijn genoten van een geweldige zonsondergang. Niet de zon helemaal in de oceaan zien zakken maar wel prachtige kleuren gezien.
Ook daar waren bekenden. We hadden een hele torta de Santiago bij ons en daarmee maakten we nog meer vrienden. Een geweldige sfeer. Niet vanwege de taart maar vanwege de gebeurtenis.
In het donker terug. Ver zagen we de lichtjes van de Galicische kust. De maan gaf wat licht en in de berm tientallen, zo niet honderden glimwormen. Ik dacht toen: compostela: letterlijk het veld van de sterren. Zou die naam komen van de glimwormen? Is daarover een legende of moet ik er een schrijven?